E-fuels

E-fuels en verbrandingsmotoren.
Electrofuels (e-fuels) worden geproduceerd uit 100% hernieuwbare elektriciteit, water (elektrolyse) en CO₂.
Hernieuwbare elektriciteit en dus waterstof vormen daarmee de basis van elke e-fuel.
Een zeer ambitieuze verdere uitbreiding van hernieuwbare energiebronnen – in eigen land of als import – is daarom absoluut noodzakelijk.

Vloeibare brandstoffen en dus ook e-brandstoffen hebben een hoge energiedichtheid en zijn gemakkelijk op te slaan en te transporteren.

Daarnaast bestaat er al een distributienetwerk waarmee overal snel e-fuels beschikbaar kunnen worden gemaakt.
In tegenstelling tot elektrische energie is er geen vermogensverlies bij transport over lange afstanden of opslag voor langere tijd.
Bovendien is er veel vraag naar chemische energiebronnen, niet alleen in het transport maar ook in de industrie.
Dit zijn dus geavanceerde biobrandstoffen (volgens de nieuwe richtlijn hernieuwbare energie, RED II), waterstof en e-brandstoffen.
Voor het directe gebruik van hernieuwbare waterstof in voertuigen is een uitgebreide uitbreiding van de Europese waterstofinfrastructuur noodzakelijk.
Door hun volumetrische energiedichtheid bieden vloeibare waterstof en e-fuels grote kansen voor klimaatneutraal vervoer over lange afstanden.

E-fuels zijn klimaatneutraal omdat tijdens de productie exact dezelfde hoeveelheid CO₂ in de brandstof wordt gebonden als later wordt uitgestoten tijdens het gebruik in het voertuig.

 

Energiebehoefte voor productie van e-fuels:

E-fuels zijn relatief duur, maar worden nog veel goedkoper.
Het Nationaal Platform Toekomst Mobiliteit gaat uit van productiekosten van één tot twee euro per liter in 2030.
In deze productiekosten zijn de efficiëntieverliezen die inherent zijn aan de productie al meegenomen.
De efficiëntieverliezen kunnen verder in perspectief worden geplaatst als het gebruik van hernieuwbare energiebronnen in een mondiale context wordt beschouwd.
Zonne- energie en windenergiecentrales hebben een twee tot vier keer betere capaciteitsbenutting op optimale locaties dan die in bijvoorbeeld Belgie,
Zo is er wereldwijd hetzelfde aantal windenergie en Zonnepanelen nodig per gereden kilometer voor batterij-elektrische voertuigen (BEV) en voertuigen aangedreven door e-fuels.


Ook duurzame, regeneratieve biobrandstoffen uit rest- en afvalstoffen, die dus niet concurreren met landbouwgrond, dienen te worden bevorderd.

Conventionele biobrandstoffen zijn in RED II terecht beperkt tot maximaal zeven procent en een verdere uitbreiding van de palmolieproductie is daarmee definitief uitgesloten.
Optimaal worden e-fuels uitsluitend geproduceerd met hernieuwbare energiebronnen.

Eenvoudig gezegd wordt waterstof uit elektrolyse op basis van hernieuwbare elektriciteit gecombineerd met koolstofdioxide, bijvoorbeeld uit industriële afvalgassen of de lucht, om een koolwaterstof te vormen die neutraal is voor broeikasgassen.
In tegenstelling tot conventionele biobrandstoffen uit gekweekte biomassa, concurreren e-fuels niet met voedsel (tank to plate discussie).

Een ander belangrijk voordeel is dat synthetische brandstoffen technisch niet verschillen van hun conventionele tegenhangers.

Ze kunnen zelfs worden gebruikt in oldtimers, worden gedistribueerd via het bestaande tankstationnetwerk en gemengd met fossiele brandstoffen in elke verhouding (zogenaamde drop-in-mogelijkheid).
Maar de productie van synthetische brandstoffen is nog steeds relatief complex en kostbaar vanwege de kleine hoeveelheden.

Schaalvoordelen echter zorgen voor een enorme toename van de efficiëntie.

Zo kunnen e-fuels in de toekomst een vaste waarde in het vervoer worden en een belangrijke bijdrage leveren aan de energietransitie.